In de Nederlandse binnenwateren worden verschillende soorten vis gevangen. Sommige, zoals aal, zijn bijzonder populair.
Paling of aal
Paling of aal heeft een lang slangachtig lichaam met een zeer slijmerige huid. De rugvin begint tamelijk ver naar achteren en vormt een zoom die tot aan de staart reikt en zich daar met de gelijkvormige anaalvin verenigt. Kleine borst- en buikvinnen ontbreken. De bovenkaak is iets korter dan de onderkaak. De schubben van de paling zijn zeer klein en zitten verborgen in de huid. De maximale lengte van mannetjes paling is ca. 50 cm, wijfjes worden tot 120 cm lang. De kieuwopeningen zijn zeer klein, de kieuwen blijven daardoor nog lang vochtig als de vis zich op het land bevindt.
Trek palingen
Voordat de paling in het IJsselmeer, komt heeft de vis al een hele reis achter de rug. De paling wordt namelijk ten zuiden van de Bermuda eilanden geboren, een gebied dat bekend staat als de Sargassozee. De palinglarven drijven met de golfstroom in ongeveer drie jaar tijd richting de Europese en Afrikaanse wateren. Wanneer de paling in het IJsselmeer arriveert, is de larf inmiddels veranderd in een glasaal. De paling blijft ongeveer acht jaar in zoet water en is dan geschikt om te worden gevangen. In deze periode hebben ze een gele kleur en worden officieel aal genoemd.
Sargossozee
Eenmaal geslachtsrijp verandert de kleur. De rugzijde wordt grijs-zwart, de buik wit. De ogen worden groter, noodzakelijk voor de aankomende trektocht door zee. In deze gedaante worden ze schieraal of paling genoemd. Als de palingen volwassen zijn keren ze terug naar zee en zwemmen ze naar de Sargassozee. Palingen kunnen dus zowel in zee als in zoet water leven.
Een bijzondere eigenschap van de paling is dat de vis lange tijd buiten het water kan overleven en zich al kronkelend over land kan verplaatsen. Zo steekt de paling barrières in het water over.
Gerookte paling
Gerookte paling is een overbekende lekkernij die uit het IJsselmeer komt.
Spiering
Spiering behoort tot de zalmachtigen. Het is een klein visje van ongeveer 30 cm. met een groenzilverachtige kleur. De visserij op spiering wordt eind februari, begin maart gedurende een periode van hooguit 5 tot 6 weken uitgeoefend. Voordat het ministerie van EZ de regelgeving voor de spieringvisserij uitvaardigt, gaat een aantal IJsselmeervissers eerst proef vissen om de hoeveelheid aanwezige spiering in te schatten. Zijn de resultaten goed dan opent de PO IJsselmeer de spieringvisserij.
De spieringvisserij is voor de IJsselmeervissers een belangrijke visserij. De afzet vindt hoofdzakelijk plaats in Zuid-Europese landen.
Snoekbaars
De snoekbaars of zander is belangrijk voor de beroeps- en sportvisserij. Net als baars heeft de snoekbaars gescheiden rugvinnen, nagenoeg zonder tussenruimte, waarbij de tweede rugvin 19-24 weke stralen heeft. De kop is langgerekt (snoekachtig). De kleur is grijsgroen op de rug, de zijden en de buik zijn grijswit met koperglans. Op de rug bevinden zich talrijke donkere dwarsbanden en vlekken. De rugvin en meestal de staartvin hebben rijen donkere strepen. De lengte is tot 120 centimeter, het gewicht zo’n 13 kg.
Stevig visvlees
Snoekbaars is een roofvis en wordt voornamelijk in het IJsselmeer gevangen. Hoewel iedereen veronderstelt dat het hier om een kruising gaat tussen snoek en baars, is de snoekbaars een zelfstandig soort. Ruim honderd jaar geleden is deze vis via de grote rivieren in ons land gekomen. Het aanpassingsvermogen van snoekbaars is enorm, want de vis komt zowel in heldere meren als in troebel water en zelfs in polderslootjes voor. Het visvlees is bijzonder stevig en de smaak is uitstekend.
De paaitijd valt van april tot juni. In de beroepsvisserij wordt er vooral met staandwant gevist op snoekbaars. De wettelijke minimummaat is in Nederland 42 cm.
Baars
De rugvinnen van de baars zijn gescheiden, nagenoeg zonder tussenruimte. De eerste rugvin heeft 13-17 harde vinstralen, de tweede rugvin heeft 13-16 weke stralen. Op de kieuwdeksels bevindt zich een lange stekel. De kleur van de rug is bruinachtig groen, de zijden geelachtig en de buik wit met een gouden weerschijn. Over de flanken lopen naar de buik 6-9 donkere verticale banden. Het einde van de eerste rugvin draagt een zwarte vlek. De borstvinnen zijn geelachtig bruin, de anale vin is meestal rood. De kleurtekening vertoont nogal wat variatie. Er komen zelfs goudkleurige exemplaren voor. Lengte meestal tot 40 cm, de maximale lengte is 60 cm.
Roofvis met goede smaak
Baars behoort evenals snoekbaars tot de roofvissen. Een stekelige rugvin komt hem goed van pas in de strijd om het bestaan. Als de watertemperatuur in april tien graden Celsius bereikt, legt het vrouwtje de eitjes. De eieren worden in snoeren vastgehecht aan stenen, waterplanten en takken in vrij ondiep water. De voeding van de jonge baarzen tot 5 cm lengte bestaat uit dierlijk plankton, watervlooien, aasgarnalen en muggenlarven. Boven de 5 cm neemt het plankton als voedselbron snel af en worden er naast insecten en slakken vooral vissen gegeten. Boven 15 cm lichaamslengte eten de baarzen nog bijna uitsluitend vissen. Bij grote individuen komt kannibalisme voor. In open water jagen baarzen in schoolverband en krijgen zo voldoende prooivissen te pakken. Twee tot drie weken na de paai kunnen de jonge baarzen zelfstandig zwemmen.
Het vlees van de baars smaakt zeer goed. Daarom is de baars belangrijk voor de beroepsvisserij. De wettelijke minimummaat is in Nederland 22 cm; deze lengte wordt na ongeveer vijf jaar bereikt. Net als bij snoekbaars, wordt de baars door de beroepsvisserij voornamelijk met staandwant gevangen.
Wolhandkrab
De wolhandkrab is met zijn pantser van ruim 7 cm. en zijn vrij lange poten een opvallende verschijning. Het meest opvallend zijn zijn met een soort vacht beklede scharen. Daar dankt wolhandkrab ook zijn naam aan. Overdag verblijven de krabben in hun zelf gemaakte holen die ze in de oevers uitgraven. 's Nachts trekken ze er op uit om voedsel te zoeken. De wolhandkrab komt oorspronkelijk uit Azië en is waarschijnlijk in het begin van deze eeuw met het ballastwater van grote schepen in Europa terecht gekomen.
Zoet en zeewater
De wolhandkrab leeft een groot gedeelte van zijn leven in zoet water. Maar als de tijd is aangebroken om zich voort te planten, trekt hij weer naar zee. Daarbij komt het voor dat zij in groten getale over land trekken.
Gerichte visserij
De wolhandkrab wordt vaak verkocht aan Chinese restaurants of geëxporteerd naar China. In het verleden werd de Wolhandkrab gezien als ongewenste bijvangst in de fuiken en netten. Maar, door de toegenomen vraag naar krabben is er een gerichte visserij op deze soort ontstaan. Voor de waterbeheerder (Rijkswaterstaat) een welkome activiteit, want de Wolhandkrab staat bekend als een schadelijke soort voor gemalen.