Het ophanden zijnde Noordzeeakkoord brengt heel wat teweeg. Niet alleen in de visserijsector, ook de Tweede Kamer zit vol vragen en stuit op onduidelijkheden. Maar liefst 236 vragen zijn er gesteld naar aanleiding van het Onderhandelaarsakkoord dat op 10 februari is gepresenteerd. Eind mei zijn deze vragen beantwoord door minister Nieuwenhuizen (Infrastructuur & Waterstaat), mede namens de ministers van LNV, EZ&K en BZ&K , lees hier het gehele document. Onderstaand een greep uit de vragen en antwoorden.
- Kunt u toelichten op welke wijze het advies van Burger over de kottervisie betrokken is bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord? (Vraag 1)
Antwoord: De minister van LNV heeft mevrouw Burger verzocht om haar te adviseren over een duurzame toekomst voor de kottervisserij gezien de vele uitdagingen die op de visserij afkomen. Dit advies is in december 2019 aan de Tweede Kamer gestuurd. Het advies bevat o.a. sectorale voorstellen voor de aanpassing van de aard en omvang van de vloot, zoals bedoeld in het Noordzeeakkoord. De minister van LNV geeft in haar appreciatie bij het advies van mevrouw Burger aan welke maatregelen zij voor de kottervisserij wil treffen en hoe de middelen uit het Noordzeeakkoord zullen worden besteed. De deelnemers aan het Noordzeeoverleg zijn betrokken geweest bij de voorbereiding van deze appreciatie zodat voor alle partijen en met name de vissers duidelijkheid bestaat over de inzet van de middelen uit het Noordzeeakkoord. De visserijorganisaties betrekken de invulling van de visserijmaatregelen bij hun besluit over het Noordzeeakkoord.
- Kunt u toelichten welke specifieke groepen binnen de visserij hun instemming hebben verleend aan het Noordzeeakkoord of voornemens zijn dat te doen? (Vraag 4)
Antwoord: De koepelorganisaties Visned en de Nederlandse Vissersbond nemen deel aan het Noordzeeoverleg. De minister van IenW heeft op 16 april uw Kamer geïnformeerd over de positie van de deelnemers aan het Noordzeeoverleg (Kamerstuk 334500, nr.66). Visned ziet goede mogelijkheden om in te stemmen met het Onderhandelaarsakkoord op basis van nadere afspraken met de minister van LNV over de visserijmaatregelen in het kader van de visie op de toekomst van de kottervisserij. De Nederlandse Vissersbond en de Producten Organisatie (PO) Urk hebben op dit moment nog niet ingestemd met het onderhandelaarsakkoord.
- Welke bezwaren, in het kader van de wens voor een breed draagvlak, hebben vissers geuit met betrekking tot het Noordzeeakkoord en op welke manier is gepoogd om die bezwaren weg te nemen? (Vraag 5)
Antwoord: De visserijorganisaties hebben aangegeven moeite te hebben met de sluiting van het Friese Front voor de bodemberoerende visserij. Tevens zijn zij van oordeel dat de garnalenvisserij ook bepaalde rechten moet krijgen in het kader van het Noordzeeakkoord. Tenslotte hebben de visserijorganisaties aangegeven dat er te weinig middelen voor innovatie beschikbaar zijn gesteld. Op dit moment wordt in bilateraal overleg naar oplossingen gezocht.
- Wat is de reden dat niet voor visserij toegankelijke gebieden niet gerekend worden als beschermde natuur, terwijl uit het Akkoord blijkt dat de windparken niet bevist worden omdat dat zou leiden tot natuurherstel en toename van vispopulaties? (Vraag 9)
Antwoord: Medegebruik van windenergiegebieden is het uitgangspunt, mits binnen de ecologische draagkracht van het systeem. De windenergiegebieden zijn niet geselecteerd vanwege de natuurkwaliteiten. De reden om de bodemberoerende visserij te weren heeft te maken met veiligheid van visserij, de installatie en kabels.
Bij de aanleg van windparken in de zuidelijke Noordzee zal in de toekomst per kavelbesluit worden afgewogen of er technische innovaties zijn die bodemberoerende visserij in de windparken, al dan niet in combinatie met vormen van passieve visserij en natuurherstel mogelijk maken.
Voor windparken met ‘medegebruik natuur’ zal in principe geen ander medegebruik worden toegestaan, tenzij ander medegebruik aantoonbaar geen schadelijke effecten heeft op de natuur. Nader bekeken moeten worden welk gebruik wel en niet kan samengaan, waaronder vaste vistuigen, in relatie tot de beoogde natuurdoelen.
- Hoeveel bedrijven zijn voor hun inkomsten afhankelijk van visserij binnen beschermde natuurgebieden? (Vraag 35)
Antwoord: In de periode 2010-2015 zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de visserij in de natuurgebieden waarvoor momenteel visserij beperkende voorstellen voorliggen bij de Europese Commissie. Hieruit is op te maken dat er in er in deze periode gemiddeld 40 vaartuigen met bodemberoerende vistuigen activiteiten op de Doggerbank hadden. Hiervan was het merendeel voor minder dan 10% afhankelijk van dit gebied (https://edepot.wur.nl/416465). Voor de Klaverbank geldt dat in dezelfde periode gemiddeld 35 vaartuigen met bodemberoerende tuigen activiteiten hadden op de Klaverbank waarvan 3 vaartuigen tussen de 10% en 30% afhankelijk waren van de vangsten op de Klaverbank, de overige 32 waren voor minder dan 10% afhankelijk van dit gebied. Voor het Natura-2000 gebied het Friese Front waren 17-18 vaartuigen met staandwant actief in de periode 2010-2015 waarvan 1 vaartuig voor 10-20% afhankelijk was van de vangsten in het Friese Font. De overige vaartuigen waren voor <10% afhankelijk van dit gebied (https://research.wur.nl/en/publications/overview-of-the-international-fishing-activities-on-the-cleaver-b-2). Hoeveel schepen afhankelijk waren van de KRM-gebieden, de Centrale Oestergronden en het Friese Front, is over deze periode niet bekend, de totale bruto toegevoegde waarde van deze gebieden was in 2010-2015 gemiddeld €334.000,- (https://core.ac.uk/display/84325709). Bovengenoemde aantallen geldt voor de Nederlandse visserij in deze gebieden. Naast Nederlandse vaartuigen zijn ook vaartuigen uit Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland en België actief.
- Kunt u aangeven welke kennisleemten op dit moment bestaan wat betreft de impact van windmolenparken op de natuur in de Noordzee (boven en onder water)? Hoeveel geld gaat er naar onderzoek om deze kennisleemten te dichten? (Vraag 40)
Antwoord: Het Windenergie Op Zee Ecologisch Programma (Wozep) doet sinds 2016 onderzoek om de kennisleemtes rond de effecten van windenergie op zee met betrekking tot de Wet natuurbescherming te onderzoeken. Hiervoor is jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar (2016-2023). De belangrijkste kennisleemtes waar het Wozep-project zich op richt hebben betrekking op soorten met beschermde status vanuit Natuurwetgeving: wat is het aantal slachtoffers als gevolg van aanvaringen met turbines op zee van zeevogels en vleermuizen, het effect van habitatverlies op zeevogels die de parken vermijden en het effect van onderwatergeluid op bruinvissen? In beperkte mate wordt onderzoek gedaan naar effecten van elektromagnetische velden en onderwatergeluid op vissen en wordt onderzoek gedaan naar doorwerking op het ecosysteem bij vergaande uitrol van windenergie op zee. In het kader van Noordzeeakkoord is overeenstemming over een verlenging tot en met 2030 met nog eens 3 mln. per jaar.
- Op welke wijze wordt getoetst aan welke vissers of aan welke projecten bedragen uit het transitiefonds toegekend worden? Wat is hierbij het afwegingskader? (Vraag 81)
Antwoord: Voor vissers die aanspraak maken op innovatiemiddelen gelden de kaders van het EMVAF of de kaders die voor de nationale innovatiemiddelen uit het ‘Transitiefonds’ worden opgesteld. Bij het EMVAF is sprake van beoordeling van projectvoorstellen door een onafhankelijke adviescommissie, de voorwaarden zijn vastgesteld in het Operationeel Programma (OP). Het OP wordt met stakeholders besproken. Vissers die zich aanmelden voor de saneringsregeling, welke gefinancierd wordt uit de transitiemiddelen van het Noordzeeakkoord volgen de gestelde kaders in de nog op te stellen saneringsregeling en moeten passen binnen de doelstellingen van het Noordzeeakkoord. De sanering moet ertoe leiden dat de ecologische druk op de door de visserij beschikbare gronden afneemt.
De regeling zal door de Europese Commissie getoetst worden op staatsteunaspecten en moet op alle punten aan Europese en nationale wet- en regelgeving voldoen.
- Hoe wordt er binnen het Noordzeeakkoord rekening gehouden met de veranderingen die de brexit teweeg kan brengen en de impact die dit kan hebben op natuurbescherming en de visserij? (Vraag 87)
Antwoord: Er zullen zich de komende jaren op tal van gebieden veranderingen voor doen. Zo zal het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zeker consequenties hebben voor de Nederlandse vissers die in de wateren van het Verenigd Koninkrijk vissen. Voor elk van deze mogelijke veranderingen geldt dat partijen in het akkoord zulke veranderingen met elkaar zullen bespreken en gezamenlijk zullen bezien of die tot wijzigingen van gemaakte afspraken dan wel nieuwe afspraken moeten leiden. Zie met name de inleiding van het Onderhandelaarsakkoord, 8. Governance over ‘adaptieve planning’.
Meer in het bijzonder geldt dat het Noordzeeakkoord betrekking heeft op het samen delen van de beperkte ruimte op het Nederlands deel van de Noordzee en in zoverre speelt brexit geen directe rol in dit akkoord. Voor de visserij speelt dit uiteraard wel een rol. De kottervisie is dan ook nadrukkelijk breder dan alleen de Nederlandse deel van de Noordzee en wil een toekomstperspectief aan de visserij geven over de diverse ontwikkelingen heen die nu voor de kotters spelen zoals inderdaad de brexit.
- Wat wordt bedoeld met de woorden “dient de vloot naar aard en omvang zodanig te veranderen dat deze past bij de nieuwe situatie op de Noordzee”? (Vraag 89)
Antwoord: Met deze woorden wordt bedoeld een zodanige verandering van de vloot dat deze ecologisch én economisch past bij de nieuwe situatie op de Noordzee. Een vloot die duurzaam opereert binnen de ecologische grenzen en daarvoor vastgestelde wet- en regelgeving. En een vloot die economisch duurzaam is bij minder beschikbare visgronden. Zodat er lange termijnperspectief is voor een economische gezonde visserij. Ondersteuning van innovaties richting meer selectieve en minder verstorende vormen van visserij is daarbij van groot belang.
- Kunt u toelichten wat bedoeld wordt met de opmerking dat de transformatie van de visserij op de Noordzee niet los gezien moet worden van andere zaken die de visserij treffen, zoals de aanlandplicht, brexit en het pulsverbod? Op welke manier zou een verandering in deze omstandigheden, ofwel ten positieve ofwel ten negatieve, een impact hebben op de inhoud van het Noordzeeakkoord? (Vraag 92)
Antwoord: De visserij heeft te maken met meerdere grote voor de visserij negatieve ontwikkelingen en onzekerheden die elkaar versterken en de noodzaak tot een aanpassing van de aard en omvang van de vloot vergroten. Wanneer één of meerdere ontwikkelingen zouden komen te vervallen, kan dit de positie van de visserij positief beïnvloeden. Primaire aanleiding voor de aanpassing van de aard en omvang van de vloot zoals opgenomen in het Noordzeeakkoord is de ecologische herstelopgave en het feit dat er minder ruimte komt om te vissen door windparken en natuurgebieden. De kottervisie heeft voor de visserijsector een breder doel dan het Noordzeeakkoord en zal een toekomstperspectief aan visserij geven over de diverse ontwikkelingen heen die nu voor de kotters spelen. Zie ook vraag 87
- Wat is het afwegingskader met betrekking tot het toestaan van pilots om alternatieve inkomstenbronnen voor vissers rondom windparken uit te voeren? Wordt hierbij soepel omgegaan met voorschriften voor natuurbescherming om situaties, zoals bij de pilots die mossel- en oestervissers in Zeeland die hiervan hinder ondervinden, te voorkomen? (Vraag 93)
Antwoord: De overheid wil medegebruik van en natuurontwikkeling in windparken stimuleren. Voor het toestaan van medegebruik in windparken van Routekaart 2023 en Routekaart 2030 wordt een afwegingskader medegebruik ontwikkeld. Dit afwegingskader is specifiek bedoeld om de vergunningaanvragen voor deze activiteiten in windparken op zee te kunnen beoordelen en de belangen goed af te wegen. Daarnaast zorgt het afwegingskader ervoor dat initiatiefnemers een overzicht hebben van welke aspecten belangrijk zijn bij het aanvragen van een vergunning. Het kader kan ook gebruikt worden bij het toestaan van pilots voor passieve visserij. Er dient rekening gehouden te worden met de geldende voorschriften volgend uit Europese en internationale kaders voor natuurbescherming. Dit afwegingskader zal onderdeel zijn van het Programma Noordzee 2022-2027 en wordt gezamenlijk opgepakt met de verkenning duurzame blauwe economie.
- Op welke wijze is vastgesteld welke visgebieden voor de vissers economisch het meest relevant zijn? Kunt u een overzicht geven van de opdeling van het Nederlandse deel van de Noordzee inclusief een beoordeling van de economische relevantie van ieder van die gebieden voor de Nederlandse visserijsector? (Vraag 98)
Antwoord: Op basis van beschikbare gegevens uit het Vessel Monitoring System (VMS; coördinaten) en gegevens uit het logboek van vissers kan worden bepaald welke visreizen een vissersschip maakt en welke vangst de visser tijdens deze reis op welke locatie heeft behaald/gerealiseerd. Deze gegevens worden afgezet tegen de marktwaarde van de gevangen vis. Zo kan worden vastgesteld welke visgebieden economisch het meest relevant zijn (op deze wijze is de waarde van de windenergiegebieden uit de routekaarten windenergie op zee 2023 en 2030 geanalyseerd (zie vraag 35)). Deze gegevens worden geclusterd waardoor er een globale indicatie komt per type tuig per doelsoort. Het Nederlandse deel van de Noordzee wordt niet opgedeeld, omdat de Nederlandse visserij over de gehele Noordzee plaatsvindt. De analyse betreft daarom de Noordzee inclusief delen van het kanaal en het Skagerrak. Er zijn vele soorten kaarten te maken, waarop te zien is welke gebieden meer en minder bevist worden voor welke soorten visserij. Een voorbeeld is opgenomen in het advies van mevrouw Burger voor een duurzame kottervisserij[2].
- Waarom worden extra gebieden aangewezen (hoofdstuk 4.39)? Wat zijn de gevolgen daarvan? Wat betekent het Onderhandelaarsakkoord voor de bevoegdheid van de Kamer om al dan niet gebieden aan te wijzen? Wat zijn de gevolgen van het sluiten van een deel van de Noordzee, zoals het Friese Front, voor de visserij, bijvoorbeeld voor de vissers op Urk? (Vraag 154)
Antwoord: De afweging tot aanwijzing van extra gebieden is gebaseerd op de ecologische betekenis van deze gebieden in het licht van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De afspraak in het Onderhandelaarsakkoord dat dit de basis vormt voor de voorstellen die het kabinet daarna richting parlement doet, laat de eigenstandige bevoegdheden van de Kamer onverlet.
De gevolgen voor de visserij zijn dat in de gesloten gebieden niet meer gevist mag worden indien hier een ‘no fishing’ regime wordt voorgesteld. Hierdoor kan een deel van de visserijsector zich genoodzaakt zien elders of anders te moeten vissen
- Met welke partijen moet over het ongedaan maken van de geldende beperkende visserijmaatregelen in het Nederlands deel van de Scholbox worden overlegd? Op welke bestaande internationale afspraak wordt hiermee teruggekomen? Welke obstakels en kansen ziet u voor dit nader internationaal overleg? (Vraag 165)
Antwoord: De Scholbox is een internationaal gesloten gebied tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. Wijzigingen aan dit gesloten gebied zullen op Europees niveau onderhandeld moeten worden. De Scholbox is indertijd ingesteld ter bescherming van jonge schol die uit de Waddenzee komt. Op basis van een in 2013 uitgevoerd onderzoek door Wageningen Marine Research (WMR) lijkt er voldoende aanleiding voor het heroverwegen van de Scholbox. In het licht van de afnemende ruimte voor visserij is het zinvol om dit verder te onderzoeken. Zoals in het Noordzeeakkoord is afgesproken wordt hieraan invulling gegeven door met Noordzeelanden en de Europese Commissie in gesprek te gaan over een herbezinning van de Scholbox. De inzet is om de visserijbeperkende maatregelen in het Nederlandse deel van de Scholbox (met uitzondering van de Borkumse Stenen) ongedaan te maken. Hoe kansrijk dit is zal afhangen van de resultaten van onderzoek en de positie van andere lidstaten en de Europese Commissie.
- Bent u bekend met de oproep van wetenschappers en de Verenigde Naties om in 2030 30% van het zeeoppervlak als beschermd gebied aan te wijzen? Hoe wordt rekening gehouden met deze doelstelling in het Noordzeeakkoord aangezien het Noordzeeakkoord een looptijd heeft tot 2030? (Vraag 167)
Antwoord: Ik ben met deze algemene oproep van de wetenschappers bekend. Deze oproep is nadrukkelijk in het overleg aan de orde geweest. Partijen hebben overeenstemming bereikt over een nieuw evenwicht tussen alle in het geding zijnde belangen voor ons deel van de Noordzee, dit betreft maatwerk. Daarmee wordt een wezenlijke stap gezet richting het bereiken van de goede milieutoestand Al wordt daarmee de generieke oproep van de wetenschappers niet gehonoreerd.
- Kunt u bevestigen dat de quota van een bedrijf, dat gebruikmaakt van de saneringsgelden uit het transitiefonds, worden ingenomen door het Rijk? En dat deze niet doorverkocht kunnen worden aan een ander bedrijf? (Vraag 211)
Antwoord: De uitwerking van de visserijmaatregelen vindt plaats in de appreciatie van de minister van LNV bij het advies van mevrouw Burger. De quota zullen niet worden ingenomen. De grondslag voor de sanering is een afname van de druk op het ecosysteem. Om dit te bereiken zijn er verschillende mogelijkheden. Al enkele jaren worden de quota voor de doelsoorten tong en schol bij lange na niet opgevist. Het innemen van individuele quota (contingenten) is dus niet persé een geschikt instrument om de visserijdruk te verlagen. Om te borgen dat de visserijdruk daadwerkelijk afneemt kunnen andere voorwaarden worden gesteld, zoals het slopen of ombouwen van de kotter voor andere activiteiten dan commerciële visserij, het intrekken van alle visvergunningen en een verbod om gedurende vijf jaar visserijactiviteiten te ontplooien.
Meer informatie
Neem voor meer informatie contact op met Johan K. Nooitgedagt via 0527-698151 of secretariaat@vissersbond.nl.