De verkeerde vissen vangen. Terwijl de netten van Nederlandse bodemvissers onder een vergrootglas liggen, duiken elders in stilte reuzen het diepe in. Grote bedrijven, gesteund door wereldmachten, maken zich op om de oceaanbodem leeg te schrapen op jacht naar mangaan, kobalt en koper – onmisbaar voor accu’s, windmolens en ander hoogdravend klimaatgekte-ijzerwerk. Dat heet dan diepzeemijnbouw. En raar maar waar: daarover hoor je de milieuclubs nauwelijks.
Wat is hier aan de hand? De energietransitie, waar iedereen zo graag bij wil horen, blijkt een bodemloze put. Letterlijk. De oceanen worden nu aangewezen als het nieuwe eldorado van grondstoffen. Met robotachtige stofzuigers wordt straks op 6 kilometer diepte eeuwenoud bodemleven weggeschraapt. Ecosystemen waar wij nog amper iets van begrijpen – behalve dat ze kwetsbaar zijn. De sporen van een proef uit 1979 zijn 40 jaar later nog steeds zichtbaar. Toch blijft het opmerkelijk stil vanuit de hoek die anders het hardst roept om natuurbescherming.
Want wie maakt er echt bezwaar? Niet de VN – die onderhandelen al twintig jaar over regels. Niet Trump – die overweegt bedrijven gewoon zonder toestemming aan het werk te laten. Niet China – dat allang grote claims heeft gelegd. En zelfs Noorwegen en Japan zijn al bezig met proefboringen. Maar onze eigen Nederlandse bodemvissers? Die moeten zich verantwoorden voor ieder sleepnetje alsof ze de zee aan het leegroven zijn.
Laten we eerlijk zijn: het echte grote geld en de echte ecologische dreiging liggen allang niet meer bij de vissers die generaties lang met verstand van de natuur werken. De échte roof komt van internationale megabedrijven die straks een industrieel spoor van vernieling trekken over de zeebodem. En dan te bedenken dat het nog maar de vraag is of het iets oplevert. De technologie is duur, onzeker, en komt sowieso te laat voor de energietransitie – zeker nu auto’s steeds vaker batterijen zonder kobalt of nikkel gebruiken.
Toch wordt onze visserij wel als eerste geslachtofferd. Waarom? Omdat wij wél zichtbaar zijn. Wél aanspreekbaar. Omdat het makkelijker is om een kotter uit havens zoals Urk, Arnemuiden, Stellendam, Scheveningen, IJmuiden, Den Oever, Harlingen of Lauwersoog aan te pakken dan een anonieme multinational uit Texas of Shanghai. Milieuclubs zouden hun pijlen beter kunnen richten op deze diepzeemijnen in wording, want dáár wordt de natuur pas echt verwoest. Maar nee: onze vissers zijn blijkbaar het makkelijkste doelwit.
Het is de wereld op z’n kop.
Zoals altijd: als het kalf verdronken is, dempt men de put. Maar dan is de diepzeebodem al verwoest. En de visserij? Die is dan allang kapot gereguleerd onder de steeds grotere invloed van gesubsidieerde ngo’s.
Pak de échte grote vissen. Zolang het nog kan.
