De één zegt dat we in interessante tijden leven en de ander noemt louter bedreigingen. Denk aan corona, beperkingen door windmolens op zee, het verbod op de pulsvisserij en het gedoe rondom de Brexit. Belangrijke mensen menen zich alles te kunnen permitteren waarbij de gedachte opborrelt wie hun adviseurs eigenlijk zijn. Richting Prinsjesdag begon ik in september te lezen in het werk van Gabriël van den Brink. Het boek: ‘Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese Continent’. De schrijver was tot 2016 hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University en werkt sindsdien als hoogleraar wijsbegeerte.
Wat is er gaande?
In Nederland koos de overheid zo’n 40 jaar terug voor deregulering, privatisering en marktwerking. Denk aan privatiseringen bij tal van diensten die tot dat moment vanzelfsprekend een taak van de overheid waren. Ministeries waar beleid, uitvoering en toezicht uit elkaar werden getrokken. We kennen de voordelen, maar ook de nadelen. Wat mij opviel is dat de zakelijke- en publieke dienstverlening nu maar liefst 84 procent van de werkgelegenheid in Nederland bedraagt. De industrie, die rond mijn geboortejaar nog bestond, is gewoon helemaal weg. Hoewel velen zich daarover bezorgd tonen, hebben slechts weinigen een helder antwoord op de vraag wat er met de Nederlandse samenleving is gebeurd. Die vraag komt in dit boek aan bod, waarbij tevens duidelijk wordt in welke richting we de huidige problemen kunnen oplossen. Het uitsluitend inzetten op de kracht van de markt, op groei en op het liberalisme, kan werken. “Maar voor eventjes, op een gegeven moment slaat het weer om. Dan staan er weer mensen op het Malieveld, dan dragen mensen gele hesjes, en wordt er voor een Brexit gestemd.”
Coöperatie
In 2012 begon Van den Brink met een onderzoek naar idealen. “Je ziet dat mensen soms egoïstisch zijn maar tegelijkertijd ook heel veel voor elkaar over hebben. Zo zijn er veel coöperaties opgekomen: in de energie, in de zorg, voor stedelijk groen.” Deze spontane initiatieven ontstonden volgens hem als (tegen)reactie op de marktdynamiek. “Als marktdynamiek en egoïsme veel kansen krijgt, dan ontstaan er vanzelf ook gildes, politieke partijen, vakbonden of coöperaties.” Ik stel vast dat er in de visserij erg veel coöperaties zijn, maar halen we daar zelf wel voldoende uit? Oude fatsoensregels hebben hun beste tijd gehad. ‘Hoe hoort het eigenlijk?’ is niet meer vanzelfsprekend. Dat brengt een grote nadruk op zelfregulatie met zich mee. Reeds een kleine vergissing leidt tot ergernis, terwijl de kansen op storend gedrag of overlast stijgen. De overheidsuitgaven voor veiligheid en rechtsbescherming zijn (vrij vertaald) in 15 jaar tijd zo’n 400 tot 500 procent gestegen.
Onbehagen
In 1995 kwam de schrijver van dit boek voor het eerst tot de duidelijkheid dat in ons welvarende Nederland een kloof bestaat tussen degenen die beleid maken en degenen die daaraan onderworpen zijn. In de twintig jaren die sindsdien verstreken heeft hij die kloof verder zien verdiepen. Dat leidt tot proteststemmen zoals ik ook zie dat in visserskringen over Nexit (NL uit de EU) wordt gesproken, terwijl we toch op basis van feiten moeten weten dat het economische zelfmoord zou zijn wanneer zeevissers voor deze EU-uitgesloten opstelling kiezen.
Wedstrijd
Van den Brink stelt de vraag hoe we ons bij het menselijk bestaan, in werken en doen, moeten opstellen. Moeten we ons leven op een competitieve dan wel een coöperatieve wijze inrichten? Bij liberale denkers staat het eerste voorop, maar er bestaat ook een denktraditie die uitgaat van het tweede element. Daarbij denk ik even terug aan de hoeveelheid coöperaties die er in de visserij bestaan. Vrijwillige (democratische) samenwerking… het lijkt zo mooi, maar het is niet zwart/wit.
Deze column van Johan K. Nooitgedagt verscheen eerder in Vismagazine.