Boeren zonder rem: de les van het melkquotum. Op 1 april 2015 viel het melkquotum in Europa. “Nationale bevrijdingsdag” werd het genoemd. De vlag kon uit, de stallen konden vol, en de zuivelindustrie zette vol gas in op groei. Het leek een gouden toekomst: meer koeien, meer melk, meer export. Maar amper tien jaar later is de balans pijnlijk. De melkveehouderij zit op slot, gebukt onder mestregels, fosfaatrechten, opkoopregelingen en onzekerheid. De les is helder: wie stuurt op groei zonder grenzen, krijgt vroeg of laat de rekening gepresenteerd.
Wat gebeurde er? Het quotum, ooit ingesteld om de beruchte boterbergen en melkplassen te beteugelen, werd afgeschaft onder druk van belangenorganisaties als LTO, VNO-NCW, de banken en de coöperaties. Allemaal juichten ze om de kansen op de wereldmarkt. De melkveehouder zou eindelijk kunnen ondernemen zonder bureaucratische belemmeringen. Maar achter dat optimisme zat een wrange logica. Want wie niet meedeed aan de groeikoorts, werd links en rechts ingehaald. De zuivelverwerkers verwachtten meer melk. De banken rekenden op rendement. En de politiek keek de andere kant op, terwijl het mestprobleem zich letterlijk opstapelde.
De uitkomst? Kleine boeren verdwenen, grote bedrijven groeiden in rap tempo. Tot het moment dat het systeem piepte, kraakte en moest worden afgeremd. Eerst met een ’tijdelijke’ regeling, toen met fosfaatrechten, en nu met uitkoop van bedrijven.
Deze geschiedenis laat zien hoe riskant het is om beleid te maken zonder visie op de ecologische grenzen. Wie dacht dat groei vanzelf goed zou komen, kwam bedrogen uit. Zelfs boeren die wél zorgvuldig investeerden en uitbreidden met grond, kregen het deksel op de neus. De uitspraak “operatie geslaagd, patiënt in coma” is hier akelig van toepassing.
Tegen deze achtergrond is het goed om te zien dat visserijbeleid op andere principes is gebaseerd. Visquota zijn géén economische rem, maar een noodzakelijke maatregel om visbestanden gezond te houden. Anders dan het melkquotum, dat diende om overproductie tegen te gaan, worden visquota vastgesteld op basis van onafhankelijk wetenschappelijk advies. Het doel is duurzaam gebruik van natuurlijke rijkdommen – niet het afremmen van ondernemerszin, maar het bewaken van de biologische balans in zee. En dat werkt. Waar de melkveehouderij zichzelf uitputte in een ratrace richting de wereldmarkt, opereert de visserij binnen vastgestelde vangstgrenzen. Niet omdat vissers minder ambitieus zijn, maar omdat zij beseffen dat vis een hernieuwbare bron is die bescherming nodig heeft. De visquota zijn een vangnet tegen uitputting, geen loden last zoals het melkquotum was. Dat maakt de vergelijking des te schrijnender.
De afschaffing van het melkquotum is een les in kortzichtig beleid, ingegeven door economische belangen en ondersteund door een krachtige lobby. Een toekomstvisie ontbrak. En nu zit een hele sector klem in regels en onzekerheid, terwijl boeren proberen te overleven in een speelveld dat zij zélf niet bepaald hebben. Laat dit een waarschuwing zijn. Als we straks opnieuw grote hervormingen bespreken (of het nu over landbouw, visserij of energie gaat) laten we dan niet vergeten wat er gebeurt als je het stuur loslaat en het gaspedaal intrapt. Groei is mooi, maar alleen als die binnen de grenzen blijft van wat het land (of de zee) kan dragen.