Vis van dichtbij willen we heel graag zo vers mogelijk verkopen. Geen gesleep over de wereld of door Europa. Je komt dan al vrij snel uit op de Noordzee, Waddenzee of het IJsselmeer. Waarom is het niet vanzelfsprekend dat we de vis uit de Noordzee alleen verkopen en consumeren voor en door de landen rondom de Noordzee? Dat is toch vreemd om extra ‘foodmiles’ te maken terwijl het zo makkelijk zou kunnen om het anders te doen? Notabene zit de Noordzee vol met boeiende verhalen en de consument heeft er het zicht op. Die Noordzee die in de verdrukking komt door het bouwen van windmolens. Waarderen wij de geschiedenis van de Noordzee wel voldoende?
De schrijvers Pye en Blass
Om mij te verdiepen in de Noordzee heb ik recent twee boeken gelezen. ‘Hoe de Noordzee ons vormde’ van Michael Pye en het boek ‘Woeste kusten’ van Tom Blass. Pye beschrijft de eerste grote stappen rond de Noordzee van volkeren die ons huidige bestaanswijze rechtvaardigen. Dan heb je het over de geldstelsels, het rechtssysteem, de wetenschapsontwikkeling en het leggen van de contacten met buurlanden. Door overzeese contacten kon de kennis zich verspreiden. Dat ging natuurlijk niet altijd van harte. Er zijn oorlogen gevoerd om de Noordzee en juist om de vis die er in zwemt. Pye laat ons kennismaken met Vikingers en artiesten, Vlaamse vissers, spionnen, Nederlandse ambachtslui en handelaren van de Hanzesteden. Hij beschrijft hun smaken, ziektes, technologie en mode. Hij doet dat door te citeren uit bronnen. Schrijver Tom Blass maakt het compleet door op klassieke wijze verhalen over de Noordzee bij elkaar te brengen. Door oorlogen en als culturele uitwisselingsplek heeft de Noordzee de wereld op ontelbare manieren veranderd. Verder was er de maakbaarheid van de natuur (dijken bouwen) en de toenemende visvangst wat uiteindelijk leidt tot een Gemeenschappelijke Visserijbeleid voor de Noordzee. Blass sprak met burgemeesters, explosievenopruimers, vissers en kunstenaars.
Vis als belangrijk betaalmiddel
Aan de hand van gevonden graten weten we van archeologen wat de mensen vroeger aten. Daarvoor heeft men oude mesthopen moeten uitzeven. De Engelsen aten veel brasem en snoek, soms baars, vaak ook zeelt, voorn en serpeling. De laatsten zijn langzaam groeiende soorten met veel graten en een grondigere smaak. Omstreeks het jaar 1000 is er in Engeland een duidelijke verschuiving zichtbaar van het eten van zoetwatervis naar het eten van de op zee gevangen vis. Op zee had je grotere schepen nodig. In de tiende eeuw vingen en verkochten vissers voornamelijk nog paling en snoek, witvis en kwabaal, forel en lamprei zegt een visser tegen de onderwijzer in een Latijns leerboek uit die tijd. In Noorwegen was het omstreeks het jaar 600 dat er al stokvis en haring werd gegeten. Ze aten toen ook veel meer vis. Er kwam handel op gang. De stranden werden een soort beurs, waar haring fungeerde als betaalmiddel. Dat was ook veel betrouwbaarder dan valuta en zeker wanneer er zomaar een oorlog kon uitbreken. Het Engelse ‘sterling’ is een verbastering van ‘easterling’ (haring uit de Oostzee). Kerkelijke instituties hieven belasting ofwel tienden, die in haring betaald konden worden. Het woord haring komt overigens van een oud Duits woord dat ‘armee’ (leger) betekent.
Visserijbeheer
Dijken werden gebouwd en land werd drooggelegd in de elfde en de twaalfde eeuw waardoor in de Rijndelta de steur verdween. De grotere vissen keerden pas terug omstreeks 1400 vanwege de hevige stormvloeden en dijkdoorbraken. In Schotland werd de zalmstand op peil gehouden door bij wet voor te schrijven dat elke dam een doorgang kreeg en dat op zaterdag alle van oever tot oever reikende netten verwijderd moesten worden (de eerste vorm van een vis-weekeindverbod). Ten tijde van koning Alexander II, dertiende eeuw, dicteerde de wet dat ‘de loop van het water op alle plaatsen zo vrij moet zijn dat een goed doorvoed driejarig varken zich moet kunnen omdraaien in de stroom, zonder dat zijn snuit of staart de oever van het water raakt’. In die zin is de aandacht voor vis en vismigratie een hele lange tijd een ondergeschoven kindje geweest. Van de geschiedenis kunnen we dus blijvend leren en weten we de Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer extra te waarderen.
Deze column van Johan Nooitgedagt (voorzitter Nederlandse Vissersbond) verscheen eerder in Vismagazine.