De Nederlandse kottersector moet zich voorbereiden op de implementatie van de aanlandplicht die in 2016 van kracht wordt voor demersale visbestanden. De aanlandplicht zal een enorme impact hebben op de manier van vissen. Het is het dan ook aannemelijk dat er technische innovaties doorgevoerd zullen moeten worden en men bepaalde gewoontes in de visserij los zal moeten laten om aan de eisen van de aanlandplicht te kunnen voldoen. De Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) heeft een zestal onderzoeksprojecten opgestart waarbinnen mogelijkheden gezocht worden om overleving van discards te kunnen meten en te verhogen, om middels technische toepassingen selectiever te vissen, en zoveel mogelijk waarde te halen uit de verwerking van discards.
Visserijmethoden
Het project “Best-practices” is het zevende project met een overkoepelende functie. Het project tracht uit de andere CVO projecten de beste initiatieven en ontwikkelingen voor diverse visserijmethoden te bundelen. Het bundelen van deze gegevens zal als input gebruikt worden voor een sociaaleconomische studie. Deze studie moet het sluitstuk worden van alle projecten en zal bepalen in hoeverre en op welke manier de uitvoerbare versie van de aanlandplicht kan worden geïmplementeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met noodzakelijke investeringen, financiering, arbeidsomstandigheden, monitoring, etc.
Andere werkwijze aan boord
Daarnaast omvat het project “Best-practices” ook specifiek een sociale component waarbij we ingaan op gedragsaanpassingen van de vloot. Dat wil zeggen het veranderen van de werkwijze aan boord. Er wordt dan ook aandacht besteed aan de communicatie richting de kottersector door zogenaamde focus groups met vissers over de haalbaarheid van gedragsaanpassingen en technische verbeteringen. Deze communicatie moet ook bijdragen om een zo goed en gebalanceerd mogelijk beeld te verkrijgen van de ideeën die men heeft over het draagvlak voor voorgestelde veranderingen. Met deze sociale analyse trachten we te komen tot mogelijke aanbevelingen voor het realiseren van belangrijke gedragsaanpassingen.
Looptijd
Het project loopt van 1 april 2014 t/m 31 december 2015.
Eindrapporten
In 2015 verschenen deze eindrapporten:
‘Best practices deel 1’
‘Bes practices deel 2’
‘Best practices deel 3’
Eindrapport FLynth en LEI
Projectpartners
De hoofdaanvrager van het project is de Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO). Bij deze organisatie zijn de volgende Producenten Organisatie aangesloten:
- De Coöperatieve Producentenorganisatie en Beheergroep Delta Zuid U.A.
- De Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond U.A.
- De Coöperatieve Producentenorganisatie en Beheergroep Texel U.A.
- De Coöperatieve Producentenorganisatie en Beheergroep West U.A.
- De Coöperatieve Producentenorganisatie en Beheergroep Wieringen U.A.
- De Coöperatieve Producentenorganisatie voor de Visserij Urk U.A.
- De Internationale Garnalen Producenten Organisatie Rousant U.A.
Medeaanvragers zijn Visveiling Urk B.V., Visafslag Hollands Noorden v.o.f. en Oromar B.V.. De Rederscentrale c.v. en de Blueports hebben door middel van een intentieverklaring aangegeven nauw betrokken te willen worden bij dit project.
Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en Flynth Adviseurs en Accountants voeren een sociaal economische haalbaarheidsstudie uit ten aanzien van de haalbaarheid van de implementatie van de aanlandplicht. De projectleiding is in handen van Jurgen Batsleer (VisNed).
Financiering
Dit project wordt financieel mede mogelijk gemaakt door het Europees Visserij Fonds (EVF).