Zet een pulsvisser en een melkveehouder bij elkaar en er ontwikkelt zich een interessant gesprek. Het lijken verschillende werelden, maar dat is schijn. De overeenkomsten zijn groot als het gaat over ondernemen, quota en overheidsingrijpen.
Schipper Hans Tanis, lid bij de Nederlandse Vissersbond, verkeert in grote onzekerheid. Als hij dit najaar van Brussel geen ontheffing meer krijgt op pulsvissen gaat hij mogelijk het bord ‘Te koop’ op zijn kotter zetten. Hij heeft zijn hoop gevestigd op minister Carola Schouten om het tij te keren. Het gaat hem niet om het verlies van zijn investering van 350.000 euro in de pulsnetten, maar om de hoge kostenpost aan brandstof die hij aan boord voor de kiezen krijgt. Met pulsvissen verstookt de kotter wekelijks 14.000 liter gasolie om de netten over de bodem te slepen. Moet hij terug naar netten verzwaard met kettingen die de bodem omwoelen, dan verstookt hij voor de extra trekkracht 32.000 liter. Omgerekend zou het hem en zijn vijf mede-vissers wekelijks 10.000 euro meer aan gasolie kosten. Dan keert de kottervisserij terug naar de tijd van armoe.
Een Franse loer
Melkveehouder Coen Hagoort hoort het met stijgende verbazing aan. “Onbegrijpelijk, terwijl dat pulsvissen toch veel beter lijkt voor de zeebodem en voor het CO2-verhaal.” Hij ziet het als een concurrentiezet van Franse vissers om de Nederlanders een loer te draaien. De veehouder spreekt zijn collega-ondernemer moed in, dat het alsnog goed gaat komen. En hij deelt de opvatting van Hans Tanis dat het voor een ondernemer met zoveel ongewisheid onmogelijk is om een fatsoenlijk toekomstplan te maken. Daarbij komt de vraag op tafel wat een goede ondernemer is. “Dat is iemand die vooruit wil”, stelt Coen Hagoort. Maar bovendien iemand, die een aantal jaren vooruit kijkt, waar nodig innovatief is en weet waar hij met zijn bedrijf financieel-economisch staat. “Je moet voortdurend proberen om jezelf niet in een kwetsbare positie te manoeuvreren.”
“Een goede ondernemer zorgt dat zijn bedrijf up to date is. En hij neemt risico op het goede moment”, vindt Hans Tanis, aan boord van zijn kotter de GO-37, die aangemeerd ligt in de buitenhaven van Stellendam. De tafel heeft een opstaande rand, zodat de koffiekopjes niet van de tafel glijden als de boot op de golven deint. Hij voegt er aan toe dat in de visserswereld een ondernemer de drang heeft om het bedrijf voort te zetten van generatie op generatie. Coen Hagoort haakt meteen in. In de melkveehouderij is het niet anders. Daarbij speelt bij hem persoonlijk dat die opvolgingssituatie ongewis is “Met vier dochters is de kans niet zo groot op een opvolger, maar je weet het nooit. Het houdt je toch bezig, dat je het bedrijf aan een zesde generatie wilt overdragen.”
Richtpunt is optimalisatie
Het betekent in elk geval dat hij zijn bedrijf bij de tijd houdt. Daarbij is het richtpunt optimalisatie, zoveel mogelijk productie per koe met zo min mogelijk kosten. “Het kan altijd beter.” Neem voerefficiëntie, aan de hand van cijfers en met hulp van een adviseur kijkt de veehouder hoe hij met dezelfde hoeveelheid voer toch meer melk per koe kan produceren. “Als je een cent per kg melk minder aan kosten hebt en een cent meer aan opbrengsten, heb je het bij een miljoen kg melk per jaar wel over 20.000 euro netto.” Hans Tanis reageert: “Jullie zijn veel verder dan wij in de visserij.” Maar meteen laat hij weten dat ook bij hen het drukken van kosten prioriteit één is. “We doen alles zelf. Ook al het onderhoud van het schip. Dat is de kracht van ons bedrijf.”
Voor het inkomen wil Coen Hagoort steeds bij de bovenste 25 procent bedrijven horen. “Ik ben een cijferman. Je moet weten waar je staat. Je ziet collega’s waar de focus niet zo ligt op geld verdienen. Met een zekere gelatenheid doen ze hun bedrijf, werken 70 uur en verdienen weinig. Dat kan ik niet. Ik ben altijd benieuwd wat mijn kostprijs is, maar ook van mijn collega’s. Daar ben ik misschien eigenwijs in.” Eigenwijs is ook wijs, reageert de vader (Jan) van Hans Tanis, die geïnteresseerd het gesprek volgt.
Collega of concurrent
Bij het punt cijfers roert de veehouder het belang van studiegroepen aan waar veehouders onder leiding van een adviseur hun gegevens met elkaar vergelijken. Het spreekt Hans Tanis aan, maar hij ziet het in de visserij niet gebeuren. “Jullie zien elkaar als collega’s. Dat doen we als vissers ook, maar we zijn ook elkaars concurrenten. Als ik mijn cijfers laat zien en ze zijn goed, kan het zomaar gebeuren dat concurrenten naar de visgronden gaan, waar ik vaar. Bij veehouders speelt dat niet.”
Coen Hagoort is een voorstander van gespreid investeren en geen grote stappen ineens, tenzij de mogelijkheid zich voordoet om grond of vroeger quotum van de buurman te kopen. Beiden zijn voorstander van quotering. “Als het quotum eraf gaat, gaat de prijs naar de knoppen. Dan gaat iedereen continue vissen: zeven keer 24 uur per week, terwijl we nu 100 uur in de twee weken varen. Ook voor de natuur is afschaffing een ramp. De zee wordt dan leeg geroofd.” Dat Hans Tanis om te groeien nu quotum moet bijkopen voor hoge prijzen, soms oplopend van 15 naar 30 euro per kg tong (2,80 euro voor de schol), is voor hem geen reden om zich tegen de productiebeperking te kanten. “Integendeel, ik ben een warm voorstander. Het biedt bescherming. We hebben geweldig in quotum geïnvesteerd.” “Dat heb ik in het verleden ook gedaan”, beaamt Coen Hagoort. “Ik was er faliekant op tegen dat de quotering in de melkveehouderij werd afgeschaft. Het is een mooie manier om de prijs te reguleren. Natuurlijk, veel kapitaal vloeit de sector uit en gaat naar stoppers, maar je houdt de productiegroei in de hand. Sommigen moeten soms tegen zichzelf beschermd worden.” Het gevolg is nu dat Nederland alsnog een productieregulering heeft gekregen met het fosfaatquotum. “Wel als enige in de EU, dat is nadelig voor de concurrentiepositie”, tekent hij erbij aan. Zelf heeft hij ondertussen fosfaat bijgekocht om zijn veestapel op peil te houden. Anderzijds steekt hij daar niet al zijn geld in. “Je moet een financiële buffer houden. Dan ben je minder kwetsbaar.” Hans Tanis knikt instemmend.
Keuzes maken is lastig
Beiden zien het als lastig voor een ondernemer om keuzes en toekomstplannen te maken binnen de onzekerheid die overheidsregulering met zich meebrengt. Coen Hagoort noemt de fosfaatregelgeving, die twee jaar lang voor onduidelijkheid zorgde. “De slimmeriken die in 2011, 2012 hebben uitgebreid, komen goed weg. Anderen die veel later gebouwd hebben, hebben nu hun stal maar voor tweederde vol staan.” Dat er nu duidelijkheid is, ziet hij als een pluspunt. Voor Hans Tanis is die duidelijkheid er niet. De VOF heeft overwogen om een tweede kotter erbij te kopen, maar de stap is niet gezet.“Want wij leven van dag tot dag met allemaal onzekerheden.”Dan gaat het niet alleen om de toestemming om door te gaan met pulsvissen, ook de Brexit zit dwars waardoor straks niet meer in Britse wateren gevaren mag worden. En dan zijn er de windmolenparken die op de beste visgronden worden gepland, de eventuele verplichting om waardeloze discards-vis aan land te brengen en het tekort aan personeel. “Zo kun je geen fatsoenlijk toekomstplan maken”, concludeert de schipper. Aan de andere kant “brainstormt hij samen met anderen welke richting ze op gaan.” Iets vergelijkbaars doet de melkveehouder ook. “Want je moet vooruit kijken.”
Dit artikel is geschreven door Hans Siemes (Melkvee Magazine) met medewerking van de Nederlandse Vissersbond. Fotocredits: Peter Roek.