Wat is de conditie van vissen en bodemdieren na het passeren van de tuigen van een pulskotter? Dat was de voornaamste vraag in het onderzoek “vissen in het pulsspoor” dat vorige week plaatsvond aan boord van de pulskotter SC 25 ‘Evert Snoek’ en de garnalen-/kreeftjesvisser WR 189 ‘Grietje’.
Waarom dit onderzoek?
Vanuit verschillende organisaties en personen is er de afgelopen jaren zorg geuit over de effecten van de pulsvisserij op (plat)vis en benthische organismen. Met ondersteuning van Wageningen Marine Research (WMR) hebben er inventarisaties plaatsgevonden welke onderzoeksvragen er nog moesten worden toegevoegd aan het meerjarige onderzoek naar de effecten van de pulsvisserij. Het vissen in het pulsspoor werd meerdere malen opgebracht maar dit maakte geen onderdeel uit van het meerjarige onderzoek. In een samenwerking tussen het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), WMR, de Nederlandse Vissersbond en VisNed is de onderzoeksvraag toegevoegd. De kottersector heeft uiteraard de volledige medewerking verleend bij de uitvoering van deze proef.
Werkwijze
Op onderstaande foto’s is te zien dat door de SC 25 wordt gevist waarbij een pulstuig wordt gebruikt zonder netwerk.
Er is met één kant (puls) bewust zonder netwerk gevist omdat op die wijze optimaal de conditie van vissen en bodemdieren, die bloot waren gesteld aan de puls, kon worden gemonitord. Het neveneffect van het in aanraking komen van het netwerk werd door deze werkwijze uitgesloten omdat dit effect bij alle gesleepte vistuigen aanwezig is. Overigens is er ter vergelijking ook met het garnalentuig buiten het spoor gevist, zodat een monster ter vergelijk kon worden genomen. De SC 25 viste met de puls en kort daarachter viste de WR 189 met aangepaste garnalentuigen.
Edward Schram noemde, “De WR 189 voer eerst achter de SC 25 aan om het spoor vast te leggen met de sonar. Een boei aan de giek van de SC 25 hielp daarbij. Na ca. 15 minuten voer de WR189 terug om een trek van 10 minuten te doen in het spoor. Aan het tuig zaten GoPro camera’s waarmee gecheckt kon worden of we daadwerkelijk in het spoor zaten”. De proeven zijn uitgevoerd zo’n 20 mijl uit de kust van IJmuiden.
Uitwerken onderzoeksresultaten
De komende weken worden de verzamelde gegevens door WMR verwerkt tot een onderzoeksrapport. Schram zegt, “Het was een pilot met als hoofddoel er achter te komen 1. of het lukt om in het spoor van een pulstuig monsters te verzamelen met een garnalentuig, 2. Wat je vervolgens aantreft in de boxen en 3. Hoe je de conditie van de dieren in de box kan vaststellen. Na een geslaagde pilot zouden we moeten weten of het mogelijk is een grootschaliger experiment op te zetten en hoe we dat het beste uitvoeren. De pilot is boven verwachting goed verlopen. Het ging zo goed dat we zelfs al gegevens hebben kunnen verzamelen. In totaal hebben we 8 trekken gedaan waarvan de laatste 4 bruikbare data opgeleverd lijken te hebben”. De aan de visserij gelieerde organisaties of personen die de betreffende onderzoeksvraag hadden gesteld zijn door de kottersector en WMR uitgenodigd om aan boord te gaan tijdens het onderzoek. Helaas is er door de betreffende organisaties en personen geen gebruik gemaakt van dit aanbod. Later in het jaar zal het onderzoeksrapport worden gepubliceerd en zal het onderdeel zijn van de jaarlijkse International Dialogue Meeting pulsvisserij.
Voor meer informatie
Heeft u vragen over het onderzoek “vissen in het pulsspoor”? Dan kunt u contact opnemen met Durk van Tuinen, T 0527-698151 of secretariaat@vissersbond.nl.