Het Europese Parlement heeft een analyse laten uitvoeren naar de gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Brexit). Het rapport EU-UK relations in fisheries geeft een interessant inzicht in de historie van de vangstrechten, de verdeling van de aanlandingen uit VK-wateren, de handelsstromen van visserij- en aquacultuurproducten en de gevolgen van de Brexit voor de visserij. Het rapport is helaas (nog) niet in het Nederlands beschikbaar.
Historie van vangstrechten
Eeuwenlang gold alleen de eerste 3 (zee-)mijl uit de kust als de territoriale wateren van kuststaten. Vanaf 1964 vond de eerste uitbreiding naar de 12 (zee-)mijl plaats. Buiten de 12 mijl waren er geen beperkingen voor de visserij. In die tijd werd er door vissers uit zes EU-kustlidstaten het meeste (ca. 90%) buiten de 12 mijl gevist, vooral in de wateren rond het VK en Ierland. Binnen de Europese Economische Gemeenschap (EEG – voorganger van de EU) mochten vissers op basis van historie in de 6 tot 12 mijl van andere lidstaten vissen.
In 1966 werd de total allowable catch (TAC) in de EEG geïntroduceerd om visbestanden beter te kunnen beheren. In 1973 trad het VK, samen met Denemarken en Ierland toe tot de EEG. Het VK wist nog 10 jaar lang andere EEG-vissers uit hun territoriale wateren te weren en extra quotavoordelen (Haagse preferenties) te bedingen.
In 1977 werd de exclusieve economische zone (EEZ) van kracht. Hierdoor kregen kuststaten binnen de 200 mijl vanaf hun kustlijn zeggenschap over vangstrechten. In 1983 werd de TAC binnen de EEG in quota-aandelen verdeeld op basis van historische vangsten tussen 1973-1978. Deze vaste verdeling zorgde voor relatieve stabiliteit.
De Britse visserij heeft in de aanloop van de Brexit, maar ook lange tijd daarvoor geclaimd dat ze zwaar hebben moeten inleveren bij de toetreding tot de EU. Vissers uit andere lidstaten zouden hun wateren leegvissen. Vreemd genoeg was 2016, het jaar waarin voor de Brexit werd gekozen, de Britse visserij het meest winstgevend van alle 27 lidstaten!
Aanlandingen uit VK-wateren
Vanaf Britse zijde is tijdens de Brexit-campagne voortdurend gewezen op het belang om weer controle over de eigen wateren én vis te krijgen. Uit cijfers blijkt dat over de periode 2019-2021 de andere EU-vissers verantwoordelijk zijn voor 48% van de vangsten (tonnen) uit de VK-wateren, de Britten zelf voor 37% en de Noren voor 16%. In waarde echter halen de Britten zelf 51% uit de VK-wateren, gevolgd door de andere EU-vissers met 38% en de Noren met 11%.
Het blijkt dat de EU-vissers vooral de goedkopere (pelagische) vissoorten en de Britten de duurdere (demersale) vissoorten en schelpdieren onttrekken. Dat verklaart het verschil tussen de verhoudingen in hoeveelheid (tonnen) en waarde (€). De cijfers in het rapport laten dus een genuanceerder beeld zien dan in de media door de Britse vissers en politiek werd geschetst.
Van de EU-vissers zijn het vooral de Nederlanders, Belgen, Duitsers, Denen en Ieren die erg afhankelijk zijn van de VK-wateren. Opvallend is dat Britse vissers meer vis aanlanden in EU-havens, dan EU-vissers in Britse havens.
Handelsstromen, –beperkingen en deal
De handelsstromen van vis, schaal- en schelpdieren tussen de EU, het VK en derde landen zijn complex. Zalm is voor het VK het belangrijkste import- en exportproduct. Producten van buiten de EU krijgen te maken met beperkingen. Dat kunnen importheffingen (tariff) zijn maar ook sanitaire en andere maatregelen (non-tariff). De EU kan uitzonderingen maken voor producten uit bepaalde landen.
In de onderhandeling met het VK over de Brexit speelde dat een belangrijke rol. De Britten wilden geen beperkingen voor hun producten op de EU-markt en de EU wilde geen beperkingen bij toegang tot de VK-wateren. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een deal EU-UK Trade and Cooperation Agreement die op 1 januari 2021 van kracht is geworden. De Britse vissers krijgen tot 30 juni 2026 niet te maken met importheffingen op hun producten (o.a. vis) in ruil voor toegang van de EU-vissers tot de VK-wateren.
Gevolgen van de Brexit
Er ligt een deal (akkoord) voor vijfeneenhalfjaar en de gevolgen ervan worden langzaam zichtbaar, zo blijkt uit het rapport. De Britse vissers hebben weliswaar geen last van importheffingen, maar ze kunnen niet langer profiteren van het vrije verkeer van goederen.
Aan de grens moeten documenten worden overlegd die extra geld en tijd kosten. De EU-lidstaten verliezen in de loop van de deal gemiddeld 25% in waarde aan vangstrechten (quota) aan het VK. Die quotawinst komt in het VK slechts ten goede aan een klein deel (1,5%) van de vissers. De Britse vloot bestaat voor 85% uit kleine schepen (<12 meter) die voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de export naar de EU. En vanwege de problemen aan de grens ondervinden deze vissers meer nadeel dan voordeel van de Brexit. Dat verklaart ook de onvrede onder Britse vissers.
De EU en het VK hebben afgesproken dat er jaarlijks quotaruilen kunnen plaatsvinden maar het is (nog) niet duidelijk op welke wijze dat gaat gebeuren. Voor het verlies aan vangstrechten (quota) kunnen EU-vissers worden gecompenseerd uit het Brexit Adjustment Reserve (BAR) fonds van € 600 miljoen waarover nog onderhandelingen binnen de EU plaatsvindt. De Britse overheid kan aan Britse vlagschepen extra beperkingen opleggen zoals de eis dat de bemanning uit Britse vissers moet bestaan. Kortom: de onzekerheid blijft bestaan voor zowel de U-vissers als hun collega’s in het VK.
Meer informatie
Neem voor meer informatie contact op met Derk Jan Berends via 0527-698151 of secretariaat@vissersbond.nl.