De Nederlandse garnalen PO’s werken samen met het Ministerie van Economische Zaken aan een onderzoeksagenda voor de garnalenvisserij. In het onderzoeksprogramma zal er specifiek aandacht zijn voor drie aspecten: de bodemimpact van de garnalenvisserij met diverse vistuigen, de ontwikkeling en de effecten van de garnalenpulsvisserij en de overleving van bijvangst in de garnalenvisserij. De financiering van de onderzoeksagenda garnalenvisserij wordt beoogd uit de EFMZV middelen ter verduurzaming en ontwikkeling van de Nederlandse garnalensector die destijds bij het tekenen van het VIBEG akkoord door de overheid zijn toegezegd. Het EFMZV is het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, dit fonds is de opvolger van het Europees Visserij Fonds (EVF).
Bodemimpact garnalenvisserij
In opdracht van de visserijsector heeft IMARES in 2012 en 2013 onderzoek gedaan naar de bodemimpact van de garnalenvisserij. Tijdens het onderzoek zijn belangrijke referentie gebieden verloren gegaan doordat ze toch zijn bevist door een aantal vissersvaartuigen. Van alleen het onderzoeksgebied in het Molenrak kon met zekerheid gezegd worden dat het niet was bevist. De Nederlandse Vissersbond is van mening dat het bodemimpact onderzoek opnieuw dient te worden gestart om op basis van juiste wetenschappelijke gegevens discussies te kunnen voeren over de impact van garnalenvisserij, met name gericht op de garnalenvisserij in zogenaamde Natura 2000 gebieden. Een deugdelijk wetenschappelijk onderzoek naar de bodemimpact zou een bijdrage kunnen leveren aan het verkrijgen van een langjarige Natuurbeschermingswet (Nbw) vergunning. De huidige Nbw vergunning voor garnalenvisserij in Nederlandse wateren loopt op 31 december 2016 af. De intentie is om het bodemimpact onderzoek uit te voeren voor drie verschillende vistuigen waarmee door de Nederlandse vloot op garnalen wordt gevist, te weten: het garnalenboomkortuig, het garnalenpulstuig (conform technische eisen) en de Seewing. Naar verwachting start het onderzoek per 1 januari 2017, tot die tijd wordt het onderzoek voorbereid door de sector, de overheid en een nog aan te stellen wetenschappelijk onderzoeksinstituut.
Garnalenpulsvisserij
Per 31 december 2015 liep het (overbruggend) onderzoeksprogramma garnalenpulsvisserij af, de garnalenkotters HA 31, ST 24, TH 10 en WR 40 hebben een bijdrage geleverd aan dit onderzoeksprogramma. In de besprekingen met het Ministerie van Economische Zaken over de herziening van de technische maatregelen is gebleken dat er in de toekomst mogelijkheden ontstaan voor de pulsvisserij voor zowel op platvis als ook op garnalen. Klik hier voor uitleg over de herziening van de technische maatregelen. De Europese Commissie zal de lidstaat Nederland vragen om deugdelijk wetenschappelijk onderzoek te doen naar de pulsvisserij. Dit onderzoek is voor de platvis pulsvisserij reeds in gang gezet. Nu blijkt dat ook voor de garnalenpulsvisserij huiswerk zal moeten worden gemaakt zodat in het licht van de herziening van de technische maatregelen een besluit kan worden genomen over de toekomst van de garnalenpulsvisserij.
Het onderzoeksprogramma voor de garnalenpulsvisserij zal bestaan uit drie onderdelen, te weten: bodemimpact, selectiviteit en innovatieve ontwikkeling. De aspecten “ bodemimpact en selectiviteit” worden gestart met een garnalenpulstuig conform de door het Ministerie van Economische Zaken vastgestelde technische eisen. In het derde “aspect innovatieve ontwikkeling” zal er onderzoek moeten worden gedaan naar verdere verbeteringen van het garnalenpulstuig. Dit aspect zal naar verwachting niet worden gefinancierd vanuit de “VIBEG middelen” maar uit een aparte, nog te verkrijgen, EFMZV projectfinanciering. Het is nog onduidelijk door hoeveel vaartuigen het onderzoeksaspect “selectiviteit” dient te worden uitgevoerd. Dit antwoord zal worden gegeven door het NIOZ die een zogenaamde “power-analyse” uitvoert waaruit naar voren komt hoeveel onderzoeksvaartuigen er nodig zijn voor een voldoende onderzoeksresultaat. Daarna zal er ook moeten worden gekeken naar de dekking van de onderzoeksvaartuigen over de visgebieden. Ook dit onderzoek zal naar verwachting per 1 januari 2017 starten. Dit houdt tevens in dat voor dit onderzoek en de betrokken vaartuigen een nieuwe Nbw vergunning voor onderzoeksdoeleinden voor garnalenpulsvisserij is vereist.
Aanlandplicht
De Nederlandse Vissersbond is van mening dat de garnalenvisserij buiten de Aanlandplicht zou moeten vallen, net zoals in voorgaande jaren werd gecommuniceerd. Het wordt echter steeds meer duidelijk dat vanuit de Europese Commissie toch wordt gesproken over een Aanlandplicht voor de garnalenvisserij, zoals het nu ervoor staat niet voor ondermaatse garnalenvangsten maar voor de gequoteerde (ondermaatse) bijvangst van bijvoorbeeld tong, schol, schar en wijting. Daarom is het van belang dat er voor de Nederlandse garnalenvisserij een onderzoek wordt gestart waarin de overleving van bijvangst in de garnalenvisserij zodat er bij hoge overleving van een betreffende soort een uitzondering op de aanlandplicht kan worden aangevraagd. Een uitzondering op de Aanlandplicht voor garnalenvissers zou naast de ecologische winst door overleving van bijvangst het probleem oplossen dat vele garnalenvissers niet over quotum beschikken waar eventuele bijvangsten van af moeten worden getrokken. De Nederlandse Vissersbond streeft er samen met andere Nederlandse PO’s naar om dit onderzoek ook per 1 januari 2017 te laten starten.
Voor meer informatie
Heeft u vragen of opmerkingen? Neemt u dan contact op met Durk van Tuinen. Hij is te bereiken op 0527-689151 / dwvantuinen@vissersbond.nl.