Noorse kreeftjes – of langoustines – zijn een belangrijke doelsoort voor Nederlandse vissers. Omdat er relatief weinig bekend is over Noorse kreeft bestanden in de Noordzee, wordt daar sinds 2019 onderzoek naar gedaan vanuit de Wageningen Universiteit. Vissers spelen een hoofdrol bij het verzamelen van de gegevens.
Het bestandsonderzoek van de Noorse kreeft vindt plaats in samenwerking met VisNed en de Nederlandse Vissersbond, vertelt onderzoeker Tom Bangma: “Er is te weinig bekend over de Noorse kreeft bestanden in de Noordzee. Er zijn verschillende losse populaties, waardoor het voor ICES, de organisatie die advies geeft aan de Europese Commissie, moeilijk is om een quotum per gebied vast te stellen. Daarom zijn we in samenwerking met een aantal vissers actief gaan bemonsteren.”
Eerder werd alleen de aanvoer bemonsterd door onderzoekers, maar dat gaf niet voldoende informatie voor ICES, aldus Bangma. “Daarom laten wij nu een aantal kotters zelf bemonsteren en zo data verzamelen in alle gebieden waar op Noorse kreeft gevist wordt.”
Momenteel doen er vijf kotters mee aan het onderzoek. Idealiter zouden dat er veel meer zijn, om een beter overzicht te krijgen. “Niet alle kotters vissen het hele jaar op Noorse kreeft. De kreeften hebben cyclussen waarbij ze zich in bepaalde periodes minder laten zien, Dan gaan veel vissers over op schol. Hoe meer kotters meedoen, hoe meer gegevens we krijgen voor een goed totaalbeeld. Die gegevens moeten langere tijd bijgehouden worden om een tijdreeks aan data op te bouwen.”
Digitale weging
Tijdens hun visreizen nemen de deelnemende vissers zelf monsters van hun vangst. Bangma en zijn collega’s gaan een paar keer per jaar mee als observer tijdens een visreis, waarbij ze ook monsters nemen. “Die vergelijken we met elkaar, zodat we kunnen aantonen dat zelfsampling solide is.”
Onderzoekers en vissers maken gebruik van nieuwe technieken bij de dataverzameling. “Wij nemen samples van de aangelande kreeft en van de discards. Als het net aan boord komt wordt eerst het totale gewicht gemeten met speciale weegapparatuur: loadcellen voor digitale wegingen, bevestigt tussen de mast en het rollerblok, die 15 seconden lang allemaal wegingen maken van de vangst. Daarna wordt alle marktwaardige kreeft en vis er uit gesorteerd. De discards, die bestaan uit soms wel dertig bodemsoorten en ondermaatse vis, wordt door ons helemaal uitgezocht, gemeten, gewogen en geteld. Daardoor weet je exact wat er overboord gaat en wat er aan marktwaardige vis overblijft. Vroeger werd de totaalvangst geschat, daar zat altijd een grote foutmarge in. Nu wegen we alles en kun je heel precies een beeld vormen van wat er aan boord komt en wat er overboord gaat. Zo krijgt je een betere bestandsschatting. Hopelijk levert dat een methode op om makkelijker de totaalvangst te berekenen.”
Vervolgstudie
Het onderzoek loopt nu 3,5 jaar en wordt in oktober afgerond. De gegevens die de vissers en de onderzoekers in de praktijk verzamelen worden ingevoerd, gecheckt en opgeslagen in een database en vervolgens door collega-onderzoekers geanalyseerd. “In oktober komt het rapport uit, dus daarna kun je pas iets zeggen over de bevindingen. Voordat de data bruikbaar is voor bestandschattingen is er een tijdreeks van vijf jaar nodig, dat is de voorkeur bij ICES. We zijn daarom bezig subsidie aan te vragen voor een vervolgstudie.”
Het mooie van het project is de samenwerking met de vissers, vindt Bangma. “Ze zijn echt geïnteresseerd en bereid er iets voor te doen. Ze willen een bijdrage leveren aan betere bestandschattingen en zo een gezond kreeftenbestand waarborgen. Overbevissing is in hun eigen nadeel, ze willen er iets beters van maken.”
Jonge kreeft gaat overboord
Visser Sander Meijer uit Zoutkamp, schipper-eigenaar van de NG21, is vanaf het begin betrokken bij het bemonsteringstraject. Hij vist vanaf Lauwersoog, ’s zomers in de Noordzee en ’s winters in Deens en Duits water. “Onze doelsoort is Noorse kreeft, maar alles wat erbij zwemt en marktwaardig is pakken we mee: schol, kabeljauw, schar, wijting, tarbot en griet.”
’s Zomers vist hij van zondagavond tot vrijdag, in de winter van maandag tot de woensdag of donderdag van de week daarop. “Dan is het te ver om voor een week heen en weer te varen.”
Het zijn lastige tijden, door de dure dieselolie. “Wij hebben een vrij duurzaam schip, 24 meter lang en niet zo’n grote motor. Desondanks hebben we flink wat diesel nodig, door de grote vaarafstanden. We vissen met vier lichte netten achter het schip en zorgen dat we zachter te trekken, om minder olie te verbruiken. Het moet wel rendabel zijn.”
Hij werd gevraagd om mee te doen aan het project. “Eerst dacht ik; waar is het goed voor. Maar als er geen cijfers zijn kan een verkeerde schatting gemaakt worden over het bestand en dat heeft gevolgen voor het quotum. Wij zien al jaren dat het bestand prima is, dus dan is het belangrijk om dat ook aan te kunnen tonen. Wij vangen de rente en laten het bestand met rust. De jonge kreeft gaat overboord. Die hebben een heel hoge overlevingskans: ze springen tijdens het selecteren ook zo van de band af in zee!”
Visser en jager
De bemonstering, die voor hem bestaat uit het nemen van een discardmonster en meten en wegen van de vangst in het net, kost niet al te veel tijd. “Ik schat zo’n één a twee uur per dag, samen met het bijhouden van de gegevens. Meestal doe ik dat zelf. We krijgen daar een vergoeding voor.”
In totaal vissen zo’n 25 Nederlandse kotters op Noorse kreeft, waarvan tien tot vijftien het hele jaar. “‘s Zomers zijn er wat meer: garnalenvissers die dan op kreeft overgaan.”
De vangst is weersafhankelijk, vertelt Meijer. “Als het koud is kruipen ze weg in de zeebodem, tot wel drie meter diepte. Wij kunnen ze pas vangen als ze uit hun holletjes komen om te paren, te eten of te verschalen. Dan is het een sport om ze te vinden en op te vissen. Het is nog echt jagen, je moet er achteraan!”
Oromar, Seacon en Lenger
De Noorse kreeftjes gaan na de aanlanding naar de afslag en worden gekocht door de drie groothandels die zich erin specialiseren: Oromar en Seacon uit Urk en Lenger uit Harlingen. Sander Meijer: “Verder zijn er nog wat kleine handelaren die een kistje kopen voor restaurants of de detailhandel.” De bulk van de kreeften gaat naar Zuid-Europa. “Net als de meeste andere vis: Nederlanders zijn geen echte viseters.”
Bron : Vismagazine
Tekst: Lieneke Schuitemaker
Beeld: Tom Bangma, Sander Meijer
Financiering
Dit onderzoeksproject wordt gefinancierd vanuit de Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.