Welke koers mogen we verwachten voor het Nederlandse visserijbeleid onder de nieuwe regering? Om vooruit te kijken legt de Nederlandse Vissersbond minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit drie vragen voor.
Veel mensen kennen uw ministerie nog als Ministerie van Landbouw en Visserij. Nu is het Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De vissers hadden natuurlijk liever gezien dat de ‘V’ voor ‘visserij’ had gestaan. Ze zijn bang dat hun sector toch een lagere prioriteit krijgt bij het ministerie. Kunt u ze geruststellen? Wat is de visie van het nieuwe ministerie en u als onze nieuwe minister op de toekomst van de Noordzee-visserij?
Carola Schouten: “Visserij is een belangrijk onderdeel van het heropgerichte ministerie. Ook in het regeerakkoord is er veel aandacht voor de visserij, een sector met een mooie historie en wat mij betreft ook een bloeiende toekomst. Dat geeft al aan dat visserij een belangrijk onderdeel is van mijn portefeuille. Ik weet dat vissers momenteel veel op zich af zien komen; de aanlandplicht, Brexit, discussie over pulsvisserij, ruimte voor wind op zee en straks in december ook weer de jaarlijkse quota-onderhandelingen. Met al die ontwikkelingen zijn veranderingen onvermijdelijk.”
“Ik zal het belang van de sector daarbij op alle onderhandelingstafels – in binnen- en buitenland – verdedigen. Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat een duurzaam beheer van de visbestanden goede besommingen niet in de weg staan. Ik wil dat graag ondersteunen met innovatiegeld. Daarbij hoort dat ik hard wil optreden wanneer de regels worden overtreden.”
In het regeerakkoord is een extra subsidie van 15 miljoen euro toegezegd voor innovatie in de sector. Dit voorstel is afkomstig van uw partijgenoot Eppo Bruins. De wil om te innoveren en investeren in duurzame visserij is groot in de sector, maar er is ook grote terughoudendheid als gevolg van de bureaucratische last waarmee de eerdere subsidieregeling EVF gepaard ging en de problemen bij de afwikkeling van de financiën met de RVO. Hoe denkt u het vertrouwen terug te winnen, zodat dit nationale fonds met succes kan worden ingezet?
“Wat ik vooral wil, is de leidende rol van de Nederlandse vissector op het gebied van innovatie – waar vanuit het buitenland met jaloezie naar wordt gekeken – behouden en versterken. Daar is de impuls van 15 miljoen euro uit het regeerakkoord voor bedoeld. Dit geld wil ik uiteraard zo effectief mogelijk inzetten. Dat begint bij een eenvoudige regeling. Het is niet de bedoeling dat goede plannen en mooie innovaties spaak lopen door bureaucratische procedures.”
“Deze 15 miljoen staat overigens los van het Europese Visserijfonds; het EFMZV. Aan dit fonds zitten inderdaad de nodige administratieve haken en ogen. Ik wil de komende tijd samen met de sector bekijken hoe we de spreekwoordelijke papierwinkel verder kunnen vereenvoudigen.”
Het visserijbeleid is net als het landbouwbeleid altijd al een (grotendeels EU) woud van technische regels en regelingen geweest. Hierdoor hebben boeren en vissers voor de buitenwereld het imago gekregen van: zie je, je moet ze inperken. Als je dat niet doet, pleegt de boer roofbouw en vist de visser de zee leeg. Maar boeren en vissers zijn ook mensen. Net zoals achter de boer een gezin, een familie, een sociale kring en ruimere gemeenschap schuil gaan, geldt dat ook voor de visserman. Gezien uw eigen achtergrond verwachten we dat in het beleid sociale aspecten mogelijk een prominentere rol krijgen. Wat zijn uw ideeën hierover?
“De visserij in Nederland kent een lange economische en culturele traditie. Ik kijk met respect en bewondering naar de hardwerkende vissermannen en hun families, en weet dat zij ook aan land een belangrijke rol vervullen. De beste manier om dat in stand te houden is ervoor te zorgen dat vissers ook in de toekomst een eerlijke boterham kunnen verdienen. Voor een duurzame toekomst is het belangrijk dat de visserij blijft innoveren. Die innovatie mag niet worden belemmerd door overbodige regels en ik zal me daarom hard maken voor meer maatwerk en minder detailregels. Ook wil ik ruimte geven aan de eigen verantwoordelijkheid van de sector. Daar moeten we met elkaar over in gesprek.”