De kottersector en onderzoekers presenteerden afgelopen vrijdag de resultaten van het project ‘Overleving’. Vissersbondleden Jan Pieter Luime (OD2 en OD3) en Kommer de Vogel (GO23) namen deel aan het onderzoek naar de overlevingskans van platvis, rog en Noorse kreeft. Opvallende uitkomst is dat de overleving per vissoort voornamelijk afhankelijk is van omstandigheden op zee.
Wageningen Marine Research, het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek en VisNed presenteerden de resultaten van het onderzoek naar de overlevingskansen. Het onderzoek is door VisNed namens de gehele kottersector uitgevoerd in het kader van de aanlandplicht. Indien aangetoond kan worden dat een soort een hoge overlevingskans heeft, bestaat de kans dat deze wordt uitgezonderd van de aanlandplicht.
Overleving Noorse kreeft
Het onderzoek ‘Overleving’ bestond uit een literatuurstudie en een praktijkstudie. Binnen de literatuurstudie zijn VisNed-onderzoekers gaan kijken naar de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken naar de overlevingskansen van Noorse kreeft. Uit deze studie volgde de conclusie dat er geen eenduidig percentage gevonden kon worden voor de overleving in de demersale visserij. Wat op viel was dat een lichte verhoging van overleving van Noorse kreeft is gevonden bij het gebruik van selectievere netten met bijvoorbeeld grids. De oorzaak hiervoor ligt waarschijnlijk bij de mindere vangst van troep/box.
Overleving schol, tong, tarbot, griet, gevlekte rog en stekelrog
Onderzoeker Edward Schram (WMR) gaf tijdens de eindpresentatie inzicht in het uitgevoerde overlevingsonderzoek naar schol, tong, tarbot, griet, gevlekte rog en stekelrog. Uit dit onderzoek blijkt dat de overleving van de vissoorten voornamelijk wordt bepaald door omstandigheden op zee. Geen verrassende uitkomst, volgens de aanwezigen.
Het bijzondere is dat er per vissoort verschillend wordt gereageerd op de omstandigheden. Zo is de overleving van schol lager bij een hogere temperatuur en was bij de tong de sturende factor voornamelijk de golfhoogte en de vangsthoeveelheid. Opvallend was dat de overleving van tarbot hoger is bij een hogere temperatuur -waarschijnlijk doordat tarbot een meer warmteminnende soort is- in combinatie met vele andere omstandigheden.
Over de overleving van de twee bemonsterde rogsoorten werd geconstateerd dat er een hogere overleving is dan voor de andere soorten. Voor de gevlekte rog is de overleving 44% en voor de stekelrog 53%. Voor griet kon er geen duidelijke sturende omstandigheid gevonden worden. Waarschijnlijk komt dit doordat alleen van schol en tong voldoende individuen bemonsterd konden worden binnen het project om onomstotelijk bewijs te vinden.
Het was ook verrassend om te zien dat het houden van vissen in een waterbak tijdens de verwerking een zeer beperkte effect had op overleving en soms zelfs was gekoppeld aan de bodemtype.
Voorspelling overleving
Overlevingsonderzoeken zijn zeer prijzig, omdat vissen tot wel 14 dagen na de vangst in een laboratorium gehouden moeten worden en het vergt meerdere waarnemers in een kort tijdsbestek. Daarom heeft Sebastian Uhlmann (ILVO) op basis van vitaliteitsscores en computerbelevingen (modellen) gekeken of er een voorspelling kon worden gedaan over de overleving. De overleving aan boord is namelijk altijd gemakkelijker te meten dan de overleving van de vissen als ze het vangstverwerkingsproces hebben doorlopen en daarop volgende periode. Uit dit onderzoek bleek dat er voor de soorten schol 6-7 % en voor tong 11-12 % afwijking werd gevonden tussen voorspelde en gevonden overleving. Dit betekend voor schol met een gemiddelde aangetoonde overleving van 14% dat de voorspelling tussen de ~7- 21 % overleving had voorspeld. Voor tong was een gemiddelde overleving gevonden van 19 % en dat de voorspelling tussen de ~7-31 % had voorspeld. Echter zijn de factoren nog wel heel bepalend in deze uitkomst en is verder onderzoek nodig om concrete conclusies te kunnen trekken.
Netinnovaties
Onderzoeker Pieke Molenaar van WMR benoemde tijdens de eindpresentatie dat hij veel kansen ziet voor de overleving door vissen meer te scheiden in het water, zodat de vissen minder worden blootgesteld aan externe factoren. Hij noemde als voorbeeld de kiwikuil die in het project ‘Netinnovatie kottervisserij deel II’ getest is. De kiwikuil is gebaseerd op een netinnovatie uit Nieuw-Zeeland waarbij de vissen in de kuil minder blootgesteld worden aan zandhoudende waterstromen.
Molenaar gaf tevens aan dat de sector vele netinnovaties heeft getest afgelopen periode en met alle uitdagingen voor de visserij er wellicht nagedacht moet worden over zeer futuristische netontwerpen met een soort stofzuiger wat alreeds wordt toegepast in de krill-visserij en eens was getest binnen de garnalenvisserij. Het is voor nu ieder geval belangrijk om binnen het vervolg project Onderzoekssamenwerking Overleving en Selectiviteit voort te borduren met de kennis uit de afgelopen projecten.
Lees meer over het project ‘Overleving’ in Visserijnieuws van 17 mei 2019.
Meer informatie
Neem voor meer informatie contact op met 0527-698151 of secretariaat@vissersbond.nl.