De visserijorganisaties Netviswerk, VisNed en de Nederlandse Vissersbond hebben In een gezamenlijke brief aan minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hun verbazing en grote ongerustheid overgebracht over haar beleidsvoornemen om visserijvrije zones (vvz’s) van minimaal 250 meter in te stellen rondom vismigratiepunten. Afgelopen vrijdag ontvouwde de minister, zonder overleg met de visserijorganisaties, haar plannen in een brief aan de Tweede Kamer. Beroepsvissers hebben juist samen met sportvissers en natuurbeschermers bij LNV gepleit voor meer onderzoek gepleit om de vismigratie te verbeteren en dat betreft ook het instellen van vvz’s. Blijkbaar wil de minister dat onderzoek niet afwachten en dat stemt de visserijorganisaties tot grote ongerustheid. Er volgen waarschijnlijk op korte termijn nog meer reacties vanuit lokale visserijverenigingen.
Vismigratie is goed voor mens en natuur
Eigenlijk zijn alle partijen het erover eens dat een ongestoorde vismigratie een belangrijke meerwaarde heeft voor mens en natuur. Treksoorten als de zalm, zalmforel, houting, fint, elft, rivierprik en zeeprik maar ook de paling, zouden zoveel mogelijk ongestoord hun levenscyclus moeten kunnen voltooien. Stuwen, sluizen, gemalen, waterkrachtcentrales en dijken zijn daarbij een sta in de weg. Gelukkig worden steeds meer van deze kunstwerken voorzien van vismigratievoorzieningen waardoor trekvissen met enige verstoring hun weg kunnen vervolgen. Uiteindelijk zal dit een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het herstel van deze trekvisbestanden in de Nederlandse Delta en het achterland. Naast paling kunnen ook andere vissoorten profiteren van betere vismigratiemogelijkheden wat voor beroepsvissers en sportvissers interessant is.
Visserijvrije zones (vvz’s)
Minister Schouten wil voor ca. 1.000 vismigratiepunten visserijvrije zones instellen van minimaal 250 meter. Daar waar de in- en uitlaatkommen van dijker groter zijn dan 250 meter wordt die maat aangehouden. Voor het stuwcomplex van de Haringvliet wordt zelfs 1.500 meter aangehouden en voor de beide stuwcomplexen in de Afsluitdijk beide 1.000 meter. Het gaat dus om een grote hoeveelheid plekken waar een visverbod voor alle vormen van visserij zal gelden. Voor veel beroepsvissers geldt dat deze punten juist een belangrijk visgebied vormen waar een substantieel deel van hun inkomen wordt verdiend.
Meer onderzoek nodig
In het onderzoeksrapport Impact van verschillende visserijvormen op trekvissen van Wageningen Marine Research uit 2019 blijkt dat er geen harde conclusies getrokken kunnen worden over de mate van bijvangst van trekvissoorten in de verschillende visserijvormen van beroepsvissers, sportvissers en recreatieve vissers. “Er zijn geen exacte gegevens over de precies omvang van de bijvangsten en de kan op bijvangst. De verschillende informatiebronnen zijn niet volledig representatief en de gepresenteerde schattingen moeten daarom met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden” aldus de onderzoekers (Rijsel et al, 2019). De sterfte per soort per vistuig die de onderzoekers hebben vastgesteld is gebaseerd op literatuuronderzoek, enquêtes, onafhankelijke waarnemingen en expert-judgement. Volgens de WMR-onderzoekers is voor een uitgewerkte kwantitatieve analyse meer en langjarig onderzoek nodig waarbij vangsten van trekvissen en visserij-inspanning worden geregistreerd.
De aanname van de onderzoekers is dat in de fuikenvisserij de meeste bijvangst van trekvissen plaatsvindt en dan specifiek het IJsselmeer omdat daar de grootste fuikeninspanning is. Het gaat dan vooral om bijvangst van houting. In de Delta betreft het vooral finten en zeeprikken. Op de Waddenzee en de binnenwateren vindt de minste bijvangst plaats. Van de staandwantvisserij en zegenvisserij zijn nauwelijks gegevens bekend over bijvangst van trekvissen. In de garnalenvisserij zouden in potentie honderdduizenden finten in de Delta, Waddenzee en Kustzone worden bijgevangen. Ook rivierprikken zouden (aanname) bij duizenden worden bijgevangen in de garnalennetten in de Kustzone en Waddenzee. In de recreatieve staandwantvisserij zou het jaarlijks gaan om enkele honderden zalmen, zeeforellen en finten. Voor de sportvisserij (hengels) bleek geen goede schatting gemaakt te kunnen worden.
Ondanks het gebrek aan representatieve onderzoeksgegevens stellen de onderzoekers vraagtekens bij de daadwerkelijke impact van de visserij op trekvissoorten. Voor zalm wordt gesteld “Zelfs wanneer er geen enkele bijvangst van zalmen zou plaatsvinden door alle vormen van Nederlandse visserij tezamen is het nog maar de vraag of dit zou resulteren in een zichzelf stand houdende populatie. Andere factoren zoals migratiebarrières, visserijen op zee en oceaan en predatie zullen waarschijnlijk een groot effect hebben op het terugkeerpercentage van zalmen”.
“Het is duidelijk dat er meer onderzoek nodig is om de omvang van de impact van visserij op trekvissen in kaart te brengen. Een zogenaamde “0-meting” waarbij de huidige omvang en aard van de bijvangst van verschillende trekvissen in de verschillende vangtuigen wordt vastgesteld is daarbij een belangrijk vertrekpunt. Aanvullend kan dan het effect van mitigerende maatregelen worden onderzocht zodat alle partijen zich kunnen vinden in deze maatregelen” aldus Johan Baaij, bestuurslid van de Nederlandse Vissersbond, die betrokken is bij het overleg van LNV met partijen.
Zorgvuldige besluitvorming
In haar brief aan de Tweede Kamer onderstreep minister Schouten het belang van een zorgvuldige besluitvorming en om die reden eerst de resultaten van het onderzoek wilde afwachten. Het punt dat de visserijorganisaties maken is dat het onderzoek dat de basis vormt voor mitigerende maatregelen nog niet heeft plaatsgevonden. Op grond van het huidige onderzoek kunnen geen harde conclusies worden getrokken. De minister realiseert zich terdege dat het instellen van vvz’s voor vissers een substantiële beperking van hun visserijmogelijkheden en inkomsten betekent. Om die reden wordt ook in nadeelcompensatie voorzien. Maar het gaat vissers daar niet in de eerste plaats om, het gaat er om dat ze niet betrokken worden in het proces van beleidsontwikkeling en hun verzoeken niet worden gehoord. Dat staat ver af van een zorgvuldige beleidsvorming vinden de organisaties van beroepsvissers. Ze roepen de minister op om een bestuurlijk overleg te organiseren om met de betrokken partijen SAMEN beleid te maken dat leidt tot een betere vismigratie en dat op draagvlak van beroepsvissers kan rekenen.
Meer informatie
Kunt u contact opnemen met Johan Baaij en Derk Jan Berends van de Nederlandse Vissersbond, T 0527-698151 of secretariaat@vissersbond.nl.