Vissers ondervinden veel hinder onder de massale strandingen van mosdiertjes. In opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft Wageningen Marine Research (WMR) onderzoek gedaan naar de omvang van het probleem voor de visserij en welke manieren er zijn om hinder te voorkomen of te verminderen.
Massale bloei
De soort die deze massale bloei van mosdiertjes vertoont, is Electra pilosa, het harig mosdiertje. Dit is een inheemse soort voor de Nederlandse wateren. Binnen de studie van WMR is literatuuronderzoek gedaan, zijn gegevens vanuit monitoringsprogramma’s op zee en het strand gebruikt en is kennis vergaard uit de sector middels een online enquête.
Gevaar
Met name de visserijsector ondervindt veel hinder van de effecten van de massale bloei van het mosdiertje. Het is een serieuze bedreiging voor de bedrijfsvoering. Netten slibben dicht en de vangstefficiëntie wordt geminimaliseerd. Het kan ook gevaarlijk zijn. Daarnaast kan er gevaar ontstaan door te zware tuigage met in het uiterste geval kapseizen tot gevolg. Uit de enquête onder vissers blijkt dat de verspreiding mosdiertjes en de problemen die ermee gepaard gaan zich concentreren langs de Nederlandse Westkust, met het zwaartepunt lans de Noord-Hollandse Kust. Onderstaande afbeelding, afkomstig uit het rapport van WMR, geeft dit weer.
Pionierssoort
Het onderzoek heeft niet kunnen achterhalen wat de oorzaak is van deze massale bloei van mosdiertjes. Wel is duidelijk geworden dat het mosdiertje een ware pionierssoort is waardoor hij zeer goed in staat is om zich in nieuwe gebieden te vestigen. Volgens de literatuur is daarvoor vaak wel hard substraat nodig en laat dit nu meer beschikbaar komen met de aanleg van artificiële structuren (zoals kunstriffen en voeten van windmolens). Echter zijn op basis van de literatuur en andere onderzoeken geen indicaties van uitzonderlijk hoge dichtheden van deze soort op dusdanige structuren.
Omgaan met het probleem
Hoe om te gaan met de problematiek is volgens het onderzoek situationeel en lokaal verschillend. Voor de visserij worden in dit rapport verschillende mitigerende maatregelen besproken. Deze maatregelen vallen uiteen in twee categorieën: technische en gedragsmaatregelen (vooral vermijding). Technische maatregelen die vissers zelf nu al nemen betreffen manieren om minder mosdiertjes te vangen (keuze van het vistuig, maaswijdte, materiaal van het vistuig/hangtouw), en volle netten mosdiertjes makkelijker (overboord) te kunnen lozen. Vissers stellen ook een aantal technische maatregelen voor waar beleidsveranderingen voor nodig zijn. De belangrijkste is die voor de garnalenvisserij: vissen zonder zeeflap. Binnen de huidige regelgeving is het, behalve in uitzonderingssituaties in de Waddenzee, niet toegestaan om zonder zeeflap te vissen. Een ontheffing van het gebruik van de zeeflap, of de keuze voor een alternatief zoals de brievenbus wordt door meerdere garnalenvissers als een zinvolle toekomstige maatregel genoemd.
Mogelijk alternatief voor garnalenvissers
Als aanbeveling wordt in het rapport genoemd dat voor het visserijbeleid onderzocht kan worden welke mogelijkheden er bestaan voor een verruiming van de ontheffing of alternatieve constructie voor de zeeflap voor de maanden en gebieden waar de problematiek door mosdiertjes het grootst is. Een aanbeveling die door de Nederlandse Vissersbond/PO Delta Zuid ook al genoemd werd bij de start van het onderzoek.
U kunt hier het rapport lezen.
Voor meer informatie
Contact opnemen met het team Nederlandse Vissersbond/PO Delta Zuid via T 0527-698151 of secretariaat@vissersbond.nl , vragen naar Amerik Schuitemaker.